Mijn burn-out ontvluchten op Malta: Hoe niks ging zoals gepland (deel 6)

(geschreven op 19 oktober 2023)

Oké, en nu? vroeg ik me hardop af. Ik had geen opleiding meer, ik ging geen werk of stage zoeken en moest nog ruim 2 maanden mezelf zien te vermaken op het eiland. Nu is dat natuurlijk geen straf. Een prachtig Mediterraans eiland, omringd door blauw kristalwater, een warme (lees: 30 graden) herfstzon, mooie oude stadjes én natuurlijk mijn familie.

Ondanks dat ik er drie tantes en ooms, een opa en oma, een neef en nicht en nog wat verdere familie heb wonen, voelde ik me behoorlijk alleen. Ik had nog geen vrienden kunnen maken, al verlangde ik er wel naar. Het korte (en vaak enige) gesprekje bij de bushalte met een andere jonge vrouw maakte mijn hele dag. Soms waren zulke gesprekjes de enige fysieke gesprekken die ik had. Mijn huisgenoot was vaak laat thuis en sprak geen Engels, mijn familie was druk op werk of met hun eigen leven en ik kon ook niet constant het thuisfront lastigvallen met mijn belletjes. Ik had vooral mezelf. De eenzame gevoelens, angsten en klachten vanuit mijn burn-out hielden me gezelschap. Dat klinkt erger dan hoe ik het destijds had ervaren. Ik tekende mijn gevoel en schreef gedichtjes. Ik las veel en kon mezelf úren vermaken door iedere uithoek van het eiland te ontdekken. Best bijzonder om zonder ook maar een enkele verplichting, dus in complete vrijheid, je moederland te leren kennen zoals nooit tevoren.

Dat mijn familie mij zo ‘aan mijn lot overliet’ liet me daarentegen niet koud. Mijn moeder vond het ook ontzettend lastig om te horen. Ze kon niet begrijpen waarom ze niet af en toe wat meer tijd voor me konden maken. Mijn houvast was de routine om iedere zondag bij mijn oma en opa te gaan eten. Ik woonde in Santa Venera, een dorpje niet ver van de hoofdstad Valletta en ongeveer 5 minuten rijden naar San Giljan. Daar wonen mijn oma en opa. Hun appartement was ook bereikbaar met de bus, maar dan deed je er wel iets langer over, omdat de bus natuurlijk bij elke halte moest stoppen. Én je moest het geluk hebben dat de bus kwam opdagen. Op een zondag waarin ik me eenzaam en verdrietig voelde, keek ik uit naar het avondeten met mijn familie. Ik had geen boodschappen in huis gehaald, want ik besloot in de middag al hun kant op te komen en daar te lunchen. Er was destijds één supermarkt open op zondag op het hele eiland. Een grote supermarkt in Swieqi. Voor mij minimaal 45 minuten met de bus.

Ik had me klaargemaakt voor de middag in San Giljan en stond bij de bushalte te wachten op mijn bus. Ik wachtte en wachtte, maar na een tijdje viel het me op hoe ik geen enkele bus voorbij zag komen. De buschauffeurs bleken een staking te hebben, las ik op een nieuwswebsite. De hele dag geen busverkeer dus. Oké, geen paniek. Ik appte mijn tante. Een van mijn tante’s en haar man, mijn oom, hebben een goed lopend bedrijf in meubels. Hun harde werk heeft er voor gezorgd dat ze een mooie sportauto in hun garage hebben staan. Iedere zondag pakken ze die auto voor een ritje rond het eiland. Ook deze zondag waren ze wat aan het rondrijden. In het appje vroeg ik: “Zouden jullie misschien op de weg naar nanna en nannu (oma en opa) mij kunnen oppikken?” Ze antwoordde dat dat niet handig was want dat was om. Met ‘om’ bedoelen we dus 5 minuten ‘om’rijden. Ik was verbaasd. Ik appte de rest van de familie die langs zou komen met dezelfde vraag. Geen succes. Niemand kon het zich veroorloven om 5 (serieus, 5) minuten om te rijden. Oftewel, ik zat thuis, alleen en zonder eten. Alle winkels en supermarkten waren dicht in mijn dorp en ik kon me niet verplaatsen naar een ander dorp, tenzij ik uren wilde lopen. Oké, lichte paniek. Het was natuurlijk geen heftige, levensbedreigende situatie, maar leuk was het niet. Ik bedacht me dat ik de neef van mijn moeder een appje zou kunnen sturen. Hij en zijn vrouw zijn niet super close met mijn directe familie, maar wel met mijn ouders, mijn zusje en ik. Ik legde de situatie uit aan zijn vrouw en ze was woedend: “We’ll be right there, don’t worry.” Niet veel later reed er een donkerblauwe Landrover voor mijn deur en werd ik opgepikt.

Samen reden we naar de enige geopende supermarkt op het eiland. Ik deed boodschappen voor het avondeten en haalde nog wat andere benodigdheden. Aan de kassa stonden ze erop voor mij te betalen. Ze brachten me naar hun huis in Swieqi, waar ik als kind veel en graag kwam. Hun 7 katten begroetten me bij binnenkomst. Mijn achterneef, maar ik noem hem oom, begon met koken. We hebben heerlijk gegeten, gekletst en ons onbegrip gedeeld over de situatie. Mijn (soort van) oom en tante deden hun best om me zo goed mogelijk te verzorgen. Dit contact, deze ‘redding’, hun begrip en warmte heeft me zo goed gedaan. Het was zo fijn om te weten dat je toch wel mensen om je heen hebt waar je op kan terugvallen als het allemaal minder gaat.

In de weken daarna hielden we contact en namen ze me vaak mee uit. We gingen lunchen, naar dorpjes, samen eten, samen Friends kijken. Het was heel fijn. Daarnaast bleef ik mijn directe familie natuurlijk benaderen, al was ik wel gekwetst door de lastige gebeurtenissen. Het leek ze niet zo te interesseren. Maar dat is het met mijn Maltese familie. Ze voelen heel veel, maar er over praten kunnen ze niet. Dat ze er stiekem wel mee zaten, bleek toen mijn oma in een keer in huilen uitbarstte. Ze bleek zich grote zorgen te maken om mij en was bang dat ik eenzaam en depressief was. Niet helemaal onjuist, maar ik redde me wel. Het verbaasde me dat ze dit blijkbaar zo voelde, maar er niet naar handelde.

De weken vlogen voorbij en ik keek, naast mijn terugkomst naar Nederland, uit naar een heel leuk moment. Mijn vriend zou me voor het eerst komen opzoeken!

Create a website or blog at WordPress.com